De groene revolutie

Landbouw- en plattelandsontwikkeling zijn door beleidsmakers te lang veronachtzaamd als wezenlijke onderdelen van het klimaatprobleem, stelt minister Gerda Verburg van LNV. De minister vindt het tijd om daar verandering in aan te brengen en de agrarische sector internationaal hoog op de klimaatagenda te zetten.

Door Maartje Smeets

Onder voorzitterschap van minister Verburg schaarden 180 landen zich tijdens de 17e VN Commissie van Duurzame Ontwikkeling (CDO)  achter de roep om de ontwikkeling van duurzame landbouw een centrale plaats te geven in het bestrijden van de klimaatcrisis. Landbouw is hierdoor ook een belangrijk onderwerp op de agenda van de klimaattop Kopenhagen.

"In het verleden ging het bij ontwikkelingshulp vooral over het opzetten van goede zorg, onderwijs, of landsbestuur, aldus Verburg. "De discussie over landbouw en de productie van voedsel draaide vooral om herverdeling. Maar er kan pas sprake zijn van een goede verdeling van voedsel als de landbouw voldoende ontwikkeld is. De regeringen van Afrikaanse landen moeten zich  committeren aan landbouwontwikkeling. Mozambique en Namibië zijn goede voorbeelden. Daar begint ontwikkeling van het platteland, gestimuleerd oor de overheid van de grond te komen."

"Boeren moeten niet alleen de mogelijkheid hebben genoeg te produceren, maar ook om hun producten te verwerken en verkopen. Het gaat dus niet alleen om technieken voor het verhogen van de opbrengst, maar ook om gedegen landbouwbeleid en een goede infrastructuur om producten  op de juiste plekken te krijgen. Wat heb je aan tien koeien als je melk bederft omdat de dichtstbijzijnde markt op een afstand van dagen lopen ligt? Om beter in de voedselvoorziening van zichzelf en hun omgeving te kunnen voorzien, moeten boeren hun producten kunnen verwerken. Wie kaas kan maken van melk, heeft veel langer iets aan zijn product en kan dit makkelijker vervoeren en bewaren."
 

Vleesconsumptie in 2050 verdubbeld

Verburg streeft vanwege de druk op het ecosyteem naar een vermindering van dierlijke eiwitten in ons voedselpakket. Uit cijfers blijkt de agrarische sector, na gebouwen, de grootste veroorzaker van CO2-uitstoot. Alleen al de veehouderij en vleesproductie zorgen wereldwijd voor 12 tot 18 procent van de CO2-uitstoot (afhankelijk van of de productie van veevoer wordt meegeteld).  Een kilo vlees kost 16 keer zoveel water (16.000 liter) als de productie van een kilo graan. Vleesproductie legt daarnaast beslag op 80 procent van de landbouwgrond terwijl het15 procent van de totale voedselconsumptie  bedraagt. De VN-landbouworganisatie FAO verwacht dat de vleesconsumptie in 2050 verdubbelt naar 450 miljard kilo per jaar.

"Het houden van vee en produceren van dierlijke eiwitten zijn in allerlei opzichten waardevol."

Het consumeren van vlees en dierlijke producten volledig uitbannen is volgens Verburg niet de oplossing. Veel landbouwgronden zijn nu eenmaal alleen geschikt voor veehouderij en leveren zo dierlijk producten als hoogwaardige eiwitbron op. Een duurzaam landbouwsysteem biedt in de visie van Verburg plaats aan zowel een plantaardige als dierlijke component. "Het houden van vee en produceren van dierlijke eiwitten zijn in allerlei opzichten waardevol. Dus moeten we onderzoeken hoe we de productie van die dierlijke eiwitten kunnen verduurzamen. Zo moeten we bijvoorbeeld zorgen voor gesloten kringlopen, door  mest te verwerken tot biogas, of belangrijke mineralen als fosfaat eruit halen. Zo creëer je een win-win situatie."

Nieuwe technieken op het gebied van bijvoorbeeld biologische gewasbescherming en -productie, precisiezaaien met hulp van GPS en hergebruik van dierlijke mest stellen volgens de minister boeren in staat bij te dragen aan het tegengaan van een verdere negatieve invloed op het klimaat. "Maar boeren moeten ook de kennis opdoen die nodig is om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden zoals meer of juist minder neerslag. Zo is innovatie van landbouw niet alleen gericht op verbetering van de voedselvoorziening, maar tegelijkertijd een investering in duurzamere productie."

Het delen van kennis is daarvoor onontbeerlijk. Ook hierin is Gerda Verburg ambitieus. "Er is al ontzettend veel kennis beschikbaar. Het ontbreekt alleen aan het koppelen van bijvoorbeeld nieuwe technieken die hier bedacht zijn aan lokale kennis ter plekke. We mogen wat betreft ontwikkelingshulp nooit meer de fout maken dat wij wel eens even zullen laten zien hoe het moet. Wij moeten wel onze kennis beschikbaar stellen en bijvoorbeeld mensen bij onze kennisinstellingen een opleiding bieden, of onze eigen experts op pad te sturen om met de lokale bevolking tot de beste oplossingen te komen. Nederland moet en kan vooroplopen als het gaat om het delen van kennis wereldwijd. De universiteit van Wageningen (WUR) speelt daarin een cruciale rol. Daarom sturen we nu maximaal op toegepast en strategisch onderzoek dat op het erf en in de kas tot nieuwe technieken en oplossingen kan leiden."

Verburg vreest niet dat ze te ver voor de troepen uitloopt. De wil om duurzaam te gaan werken is aanwezig in Nederland. Voor een groot deel wordt er volgens de minister al duurzaam gewerkt door de land- en tuinbouw als het gaat om bijvoorbeeld energieopwekking voor kassen, biologische gewasbescherming of vergisting van mest om energie voor nieuwe woonwijken mee op te wekken. "Wij hebben grote ambities op een klein stukje grond, dus we moeten wel inventief zijn. Ik vind dan ook dat Nederland in veel opzichten al het goede voorbeeld geeft. Wij zijn wereldwijd absoluut koploper als het gaat om duurzame productie en verwerking van voedsel. Dat moeten we ook willen zijn."

17 november 2009

De artikelen van Change Magazine worden door onze eigen redactie vervaardigd. Ze zijn vrij te gebruiken, gaarne met bronvermelding. U kunt zich ook gratis abonneren op Change Magazine. Het volgende nummer ontvangt u zonder kosten in de brievenbus.

Dit artikel verscheen in de Engelse uitgave Climate Adaptation in Europe.

Domein: Voedsel