Goedkope olie is niet langer de basis van onze economie

Opinie Vincent van der Vinne, mobiliteitshistoricus

De coalitiepartners schreven in september 2010 het regeerakkoord. In die maand stond de olieprijs op gemiddeld 75 dollar. In de week waarin ik dit schrijf, staat Brent op ruim 115 dollar. Dat is een toename met 40 dollar in nog geen half jaar tijd.

De onrust in de Arabische landen beïnvloedt de prijsstijging. Dagelijks wordt hierover bericht. Hierdoor lopen we het risico de stijgende olieprijs te beschouwen als een gevolg van opstanden in de Arabische wereld, waarbij we voorbij gaan aan het onderliggend proces. Want voor de opstanden uitbraken, was de olieprijs al gestegen naar ruim 100 dollar. Mede als gevolg daarvan stegen de brandstof- en voedselprijzen, hetgeen de voedingsbodem voor de onrusten versterkte.

De olieprijs steeg omdat de mondiale vraag toenam. Tussen de presentatie van het regeerakkoord en tijd waarin de onrust in Noord-Afrika begon, heeft het Internationale Energie Agentschap (IEA) meermalen de verwachte vraag voor 2011 naar boven bijgesteld. In tal van niet-westerse landen neemt de vraag naar olie onafgebroken toe. Dat geldt niet alleen voor China, maar ook voor landen in het Midden-Oosten en in Zuid-Amerika.

Ondertussen neemt de mondiale productie van conventionele olie volgens het IEA af. Dit moet worden gecompenseerd door een stijgende productie van onconventionele olie, terwijl deze ook in de stijgende vraag moet voorzien. Een ieder kan bedenken dat conventionele olie, bijvoorbeeld uit de woestijn van Koeweit, goedkoper is dan olie uit de teerzanden van Canada of de olie die op kilometers diepte voor de kust van Brazilië moet worden gewonnen. De prijs van olie neemt toe omdat de winning van goedkope olie daalt, de productiekosten stijgen en de vraag groeit. Alleen een economische recessie kan de vraag doen afnemen en de prijs (tijdelijk) doen dalen.

Grote gevolgen voor automobilist

In het regeerakkoord staat dat de handel en transport cruciaal zijn voor de economische ontwikkeling van ons land. Maar aan het fundament daaronder wordt amper aandacht besteed. Dat fundament is goedkope olie en daardoor was transport tot voor kort nog nooit zo goedkoop. Stijging van de olieprijs heeft grote gevolgen voor o.a. de automobilist, de transportsector en de luchtvaart.

Om de afhankelijkheid van olie te verkleinen streeft het kabinet naar de ontwikkeling van meerdere vormen van energie zoals kern- en windenergie. Maar aan de essentie van het probleem lijkt zij voorbij te gaan. Het kabinet kijkt hoofdzakelijk naar de kant van de productie; vervanging van de energie uit olie door andere energiebronnen. Zij kijkt amper naar de toepassing van olie. Oppositiepartijen maken dezelfde fout en bieden evenmin een oplossing voor het olievraagstuk.

Afhankelijk van goedkope olie

Met de opwekking van meer (duurzame) elektrische stroom wordt onze afhankelijkheid van goedkope olie niet doorbroken. Tweederde van de aardolie die wij importeren gaat naar de scheepvaart, de luchtvaart en het wegverkeer. En aangezien er nog geen schepen, vliegtuigen of vrachtwagens bestaan die aangewezen zijn op elektrische stroom, blijft alleen de elektrische auto als stroomgebruiker over. Daarvan is nog geen snelle doorbraak te verwachten en bovendien zou daarmee nog maar een klein deel van de problematiek worden opgelost.

Om een oplossing te bieden voor de toenemende olieschaarste moet werk worden gemaakt van de ontwikkeling en toepassing van alternatieve brandstoffen, alternatieve aandrijfvormen en alternatieve transportsystemen. Ook brandstofbesparing en verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer kan een uitkomst bieden. Daarnaast dienen het kabinet, de politieke partijen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties na te denken over de vraag hoe om te gaan met de toenemende olieschaarste en de gevolgen daarvan (krimp van verkeer en vervoer) voor de samenleving.

Mobiliteitshistoricus Vincent van der Vinne heeft een nieuw boek geschreven: Nederland ontkent de oliecrisis
  
De zomer van 2008 vormde een keerpunt in onze geschiedenis. Mede door toedoen van de oplopende olieprijs vanaf 2000, belandde de westerse wereld in een economische recessie. Een langdurig lage prijs van olie zal het economisch herstel bevorderen, maar in plaats daarvan neemt de prijs inmiddels gestaag toe. De tijd van goedkope olie is voorgoed voorbij. Hierdoor riskeren westerse economieën geen dubbele dip, maar een economische WWW-crisis. Een periode waarin economische krimp en herstel elkaar langdurig afwisselen.
  

Dit boek gaat in op de discussie of er sprake is van een piek in de oliewinning en wat hier onder moet worden verstaan. Het laat zien dat de prijs van olie alleen maar kan toenemen, zolang er geen alternatief voor olie bestaat. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat alternatieve energie niet direct een alternatief is voor olie als transporteerbare brandstof.

Discussie over windmolens, zonnecollectoren, kolencentrales of kernenergie ter behoud van de energiezekerheid is zinloos wanneer de gebruikers van olie gerelateerde brandstoffen buiten beschouwing blijven. De luchtvaart, de scheepvaart en het (inter)nationale vrachtverkeer over de weg hebben niets aan uitbreiding van de productiecapaciteit van elektrische stroom. Al het verkeer is afhankelijk van aardolie.

Toegespitst op de auto laat het boek zien dat de automobilist voortdurend minder voor brandstof heeft hoeven te betalen. Daardoor is onze samenleving afhankelijk geworden van goedkope automobiliteit. Door de oplopende olieprijs zal het algemene gebruik van de auto in onze samenleving onbetaalbaar worden voor met name lagere inkomensgroepen.

Kijk voor meer informatie over het boek op www.vincentvandervinne.nl

08 maart 2011