Generatieperikelen
Door Baud Schoenmaeckers, hoofdredacteur (redactie@changemagazine.nl)
Begin februari bood de Stichting Natuur en Milieu aan minister Maria van der Hoeven het boekje Heldergroene biomassa aan. De visie op de duurzaamheid van bio-energie leidde tot veel commotie bij de leden uit het colofon omdat niet iedereen zich kon vinden in de conclusie uit het rapport. Op basis van een aantal duurzaamheidcriteria oordeelt Natuur en Milieu negatief over bio-energie uit soja, koolzaad, palm en andere eetbare oliën. ‘Geen stimuleringbeleid voor gebruik van deze biomassa’ staat onder de tabel. Het boekje beschrijft ‘welke biomassastromen wel en niet in aanmerking moeten komen voor stimulering via de Nederlandse subsidieregeling voor elektriciteitsproductie (…)’. Ik kom er zo op terug.
Op deze site reageert Jan Willem Erisman van ECN op het artikel van Karel Knip in NRC Handelsblad van 9 februari. Het artikel (en de studie) was aanleiding voor wederom een negatieve informatiestroom. Neem alleen de kop van een artikel uit het AD van 11 februari: 'Biodiesel is helemaal niet goed voor het milieu'. De toon is gezet.
Op dinsdag 12 februari lees ik in Het Financieele Dagblad (fd) dat Shell sombert over de toenemende olietekorten. Shell verwacht dat in 2050 de wereldwijde oliebehoefte circa 38 miljoen vaten olie hoger ligt dan nu terwijl er maar 25 miljoen vaten per dag geproduceerd kunnen worden. In een interview van het fd met Shell topman Jeremy Bentham stelt deze dat er twee scenario’s zijn om dit probleem het hoofd te bieden. Het scenario dat Bentham het meest ziet zitten gaat uit van lokale initiatieven die uiteindelijk de nationale energieagenda gaan bepalen. Californië is zijn voorbeeld want, zo stelt hij in deze krant, ‘lokaal energiebeleid werkt de ontwikkeling van schone technologieën in de hand. Een ontwikkeling die zich snel over de rest van de Verenigde Staten zal verspreiden’.
Dat Bentham vraagtekens zet bij het bereiken van een internationaal klimaatverdrag, doet niets af aan deze technologiestimulatie gedachte. Als we deze volgen en Nederland als ‘lokaal’ beschouwen in Europa, dan volgt de conclusie van zelf.
Biobrandstoffen staan in een negatief daglicht – maar staan ook nog aan het begin van een ontwikkelingstraject. Het lukt niet om in pakweg twintig jaar de energievoorziening én duurzaam te krijgen, én zonder uitstoot van broeikasgassen, én geïntegreerd in onze economieën, én, én, én. We weten waar we heen moeten met onze energievoorziening – en op de weg daar naar toe moeten we de goede mogelijkheden benutten. Er kleven inderdaad veel bewaren aan de eerste generatie biobrandstoffen – zoals olie uit palm, soja, koolzaad. Maar ze zijn nodig om een volgende stap te kunnen zetten. Ze moeten doorontwikkeld worden, de weg effenen voor de volgende generatie. Niet op technologisch gebied - daarin verschillen de generaties te veel. Maar wel maatschappelijk - zoals de bereidbaarheid van de consument, logistiek. Het probleem ligt in de grootschaligheid maar laten we waken het kind met het badwater weg te gooien. Het is net als de oudste in een gezin, die moet zoveel mogelijk experimenteren, op zijn kop krijgen, tegen de muur aanlopen, alles om de weg vrij te maken voor degenen na hem.
12 februari 2008