Niet klaar terwijl u wacht
Door Richard Smokers, strategisch adviseur duurzame mobiliteit TNO
Elektrische auto's hebben een beperkte actieradius en lange laadduur. Waterstofauto's gaan door de vele omzettingen in de keten inefficiënt om met voorlopig dure en schaarse duurzame energie. Biobrandstoffen concurreren met voedsel en leiden tot ontbossing met weer extra uitstoot van broeikasgassen als gevolg. En alle alternatieven zijn vooralsnog te duur. Als je er zo naar kijkt, dan laat de auto van de toekomst nog wel even op zich wachten.
2050 is toekomst. Willen we klimaatverandering binnen de grenzen houden waar we als mensheid mee om kunnen gaan, dan moet de geïndustrialiseerde wereld tegen 2050 haar broeikasgasemissies met meer dan tachtig procent gereduceerd hebben. De transportsector, die tot die tijd nog met een factor twee groeit, zal vergelijkbare reductiedoelen moeten realiseren. Dat lukt alleen door grootschalige inzet van energie-efficiënte voertuigen op duurzame energie.
2050 is nog ver weg. Maar om in 2050 het hele voertuigpark en de bijbehorende energie-infrastructuur zo duurzaam te krijgen als nodig is, moeten de oplossingen in 2030 qua techniek en kosten klaar zijn voor opschaling en grootschalige inzet. Daar hebben we dus nog twintig jaar voor. Dat lijkt genoeg, maar kijk eens naar de hybride auto. De Toyota Prius en andere hybrides op de markt kennen nauwelijks gebruiksbeperkingen (je mag geen aanhanger trekken), rijden gewoon op benzine, vergen geen ander gedrag van de gebruiker en hebben ook geen kinderziektes laten zien. Dergelijke auto's zijn dus vele malen makkelijker te verkopen dan elektrische of waterstofauto's. Toch heeft het sinds de introductie van de eerste Prius in 1997 twaalf jaar geduurd om in Nederland een marktaandeel van een paar procent te realiseren. En dat alleen dankzij een heleboel fiscale stimulering. En het duurt nog zeker een aantal jaren voor Europese fabrikanten er mee op de markt komen. Tel daarbij op hoe lang het geduurd heeft om de huidige 130 g/km norm voor 2015 geaccepteerd te krijgen en hoeveel water daar bij de wijn is gedaan, en je snapt dat twintig jaar helemaal niet lang is om de echt duurzame auto van de toekomst rijklaar te krijgen.
Dat gaat dus zeker niet lukken als we gaan wachten tot onderzoekers op universiteiten de perfecte batterij of waterstofopslag hebben uitgevonden. Of tot de industrie vindt dat Der Kunde er klaar voor is. Er is versnelling nodig. Die komt er alleen als we een markt voor duurzame voertuigen creëren. Door grootschalige proeftuinen, prijsbeleid, ambitieuze well-to-wheel CO2-normen en aanleg van energie-infrastructuur. Dat genereert pas echt grote investeringen in Research & Development en productontwikkeling en zorgt voor versnelde innovatie en dalende kosten. En bij gebrek aan een silver bullet moeten we op meerdere paarden durven wedden. Met het risico op een paar daarvan geld te verliezen. Want dit spel gaat om de knikkers. Eén hele grote knikker om precies te zijn.
Deze column is eerder verschenen in Change Magazine, Duurzame Mobiliteit, jaargang 5, nummer 2
03 november 2009